Het voorjaar hangt in de lucht en nergens is dat zo tastbaar als in landelijk Medemblik. IVN-gids Ria de Graaf neemt ons mee voor een wandeling rond het Egboetswater en vertelt over de ontluikende natuur.
“Als ik nu om me heen kijk, dan zie ik allemaal kleine bloemetjes”, vertelt Ria enthousiast. “Er staan hier wel twintig soorten sneeuwklokjes, met allerlei vormen, lange punten, korte punten, puntjes die verschillen qua kleur of klokjes met dubbele blaadjes. Als je goed kijkt, dan zie je dat ze allemaal verschillend zijn. Ze beginnen al open te gaan en als je goed in de sneeuwklokjes kijkt, dan zie je een geel hartje van stuifmeel. Ja, sneeuwklokjes kondigen echt de lente aan!”
Even verderop vindt Ria sporen van de vos. “Kijk, dat is een vossendrol en net zag ik er ook al één. Dat zie je aan de langwerpige vorm en het puntige uiteinde. Vossen gaan in de winter minder op pad, maar worden naar het voorjaar toe actiever. Dat hij er al meer op uit gaat, zie ik ook aan de graafsporen die ik heb gezien. Vossen zijn hele nuttige beesten, ze eten het teveel aan beestjes op. Zo gaat dat in de natuur. Het is eten en gegeten worden. En nu sta ik bij een plantje. Ik zie veel groene blaadjes. Dit heet speenkruid. Het heeft gele bloemetjes en lijkt op een boterbloemetje, maar dan lager bij de grond. Hommels en bijen zijn er gek op en het zorgt vanaf februari voor een prachtige gele gloed over het terrein. En weet je waarom het speenkruid heet? Als je kijkt naar het worteltje, dan lijkt hij op een speentje. Leuk, he?”
“Oh, en kijk, allemaal molshopen. Dat zegt niets over het aantal mollen, hoor. Eén mol kan tunnels van wel 200 meter lang graven. Af en toe komen er hopen omhoog. In het voorjaar werken het vrouwtje heel hard aan het gangenstelsel en als ze geslachtsrijp is, verspreidt ze haar geur door de gangen om een mannetje te lokken. Tot en met de draagtijd mag hij bij haar blijven en daarna moet hij weer vertrekken.”
Ria wandelt verder en plotseling staat ze stil. “Als je goed luistert, dan hoor je dat er iemand heel druk zit te fluiten. Het klinkt een beetje als het geluid van een fietspomp. Daarom weet ik dat het een koolmees is. En kijk, hij heeft een hele mooie brede stropdas. Het is dus een mannetje. De koolmees is een standvogel en ze broeden graag in kasten. Het is nogal een bazig vogeltje. Als er een pimpelmees in een kast zit, dan jaagt de koolmees ‘m gewoon weg. Pimpelmeesjes herken je aan het mooie blauwe petje.”
Aan de meidoorn beginnen de knoppen al uit te lopen. Ria: “Die heeft echt zin in het voorjaar. Ook bij de kardinaalsmuts zie je al dat de knopjes beginnen te kleuren. En kijk hier, de vlierstruik heeft zelfs al blaadjes, dus de knopjes zijn al open gesprongen.” Even verderop staat ze weer stil. “Hier op deze tak zitten judasoren. Dat zijn een soort paddenstoelen in de vorm van oren. Kijk daar, in de bomen zie je
al dat vogeltjes een nestje beginnen te maken. Dat is echt begin van het voorjaar!”, roept ze enthousiast. “Ik zag net wat donshaartjes van de haas liggen. Hier zijn de vogeltjes heel blij mee. Die gebruiken het voor hun nestje. In deze periode zingen de mannetjes zo mooi mogelijk, want hoe mooier je zingt, hoe meer je in trek bent bij de vrouwtjes. Ja, dat zijn de lentekriebels bij vogeltjes. Merels en uilen zijn ook al vroeg bezig. Veel andere soorten vogels moeten nog uit het zuiden komen. Afhankelijk van de temperatuur komen die in de loop van maart en april deze kant weer op.”
Aan het eind de wandeling wijst Ria verrukt op een groepje groen dat boven de grond uitpiept. “Kijk, dat zijn bladeren van wilgenroosjes… En fluitekruid, hoefblad en ook nog hondsdraf. En hier zie ik zelfs de eerste groene blaadjes al aan de rimpelroos… Het wakker worden van de blaadjes, de kale bomen die voorzichtig beginnen te kleuren. Wat is de natuur toch prachtig in het voorjaar!”
Voor meer informatie over het IVN, kijk op ivn.nl.
Tekst: Corona Rentenaar