Beige. Die kleur is zo niksig, dat ik me altijd afvraag of het nou een poep- of pieskleur is. Bèèèige. Alleen die naam al.

Februari is het beige onder de maanden. De bomen zijn kaal, in de Nieuwstraat is de feestverlichting verdwenen, er gebeurt weinig in de havens. De eerste paashazen staan me bij Deen al uit te dagen, terwijl het kerstborrelvet nog achter me aan blubbert. De winter is niks geworden, het voorjaar lijkt ver weg en op Valentijnsdag hoor je de echo in m’n brievenbus. Je zou er haast een beige sjaal van gaan breien.

Maarrr… ‘wie een regenboog wil zien, moet eerst de buien trotseren’ (eerlijk gepikt van afgezaagdespreuken.nl), dus moedig voorwaarts. Door naar maart! Als de koeien weer dansen in de wei en het terras voorzichtig lonkt. De eerste Wieckse Witte! In theorie zou het zelfs al strandweer kunnen worden!
Hoezee!

Wacht, wat? Bikini-strandweer? Uit-de-kleren-bij-De-Zoete-Zee-strandweer? Yikes! No way. Bij die gedachte verlang ik direct naar een enorm beige huispak, op een beige bank, met heel erg beige weer buiten en zo’n inwisselbare beige romcom met Waldemar Torenstra op tv.

Och, was het nog maar februari. Beige. Lekker.