We worden er de laatste tijd veelvuldig mee om de oren geslagen en ik durf het woord bijna niet ter sprake te brengen. Maar aangezien het zich te vaak en ongewenst in mijn dagelijks leven opdringt, doe ik het toch: ’privacy’.
Waarschijnlijk het meest gebruikte woord het afgelopen half jaar, sorry, maar het moet even.
Privacy: een afweerrecht dat de persoonlijke levenssfeer beschermt, een onderwerp waar een trilogie over kan worden geschreven en waarover de meningen zeer zijn verdeeld.
Als kind hield ik me er nooit mee bezig. Ik kende het woord, maar de betekenis beperkte zich tot het op de wc zitten en de deur op slot kunnen doen. Nu realiseer ik me dat het gewoonweg geen rol speelde destijds.
Je spijbelde zo nu en dan een uurtje om met medespijbelaars wat fun (sorry, plezier) te hebben, haalde ten gevolge daarvan een 4 voor Duits (werkte je wel weer eens weg) en werd door een docent de klas uitgezet omdat die, uiteraard geheel onterecht, jouw gevoel voor humor (alweer) niet snapte. Thuis vertelde je dan gewoon dat je onverwacht wat eerder uit was, “Fijn hè, mam?!” Freedom!
Ja, we hebben de mond ervan vol, maar op het gebied van privacy gunnen we onze kinderen helemaal niets.
Boeken vergeten, vijf minuten te laat? Zomaar zonder geldige opgaaf van reden over de gang gelopen? Geen enkel cijfer blijft geheim. Magister onthult en bewaart het allemaal. Op je vijftiende dronken van je fiets gevallen? Geen wijkagent meer die een stevig onderonsje met je houdt, maar een Veilig Thuis Melding die je voor de lange eeuwigheid aan de
digitale schandpaal nagelt.
Als niet álle ouders toestemming geven (en er zit er altijd wel eentje tussen die, hoe zeg ik dat netjes, een zeikerd is), dreigt zelfs de klassenfoto tot iets uit het verleden te gaan behoren. We slaan door, en niet zo’n beetje ook.
In mijn directe omgeving wordt op nogal creatieve (lees: opportunistische) wijze gebruik gemaakt van privacy, met name op het recht er op. Zo word ik erop gewezen als mijn ogen ook maar enigszins richting een Whatsapp conversatie dwalen of wanneer ik aan de wc-deur sta te rammelen, waar op dat moment een telefoongesprek plaatsvindt waar ik niets van geacht wordt te horen (“Hállo! Heb ik nog recht op wat privacy hier in dit huis of hoe zit dat?!”)
Maar als ik onder de douche sta, is dat recht ver te zoeken en is het blijkbaar normaal om uitgebreid gebruik te maken van de wc aldaar en daarbij een diepgaande conversatie te willen voeren. Met mij dus.
“Hoezo wil je alleen zijn? Ik woon hier toch ook?”